Rotterdam, 30 september 2011 โ Aan de dalende trend van het aantal faillissementen in Nederland lijkt een einde te zijn gekomen. Waar in de eerste kwartalen van 2011 nog een afname zichtbaar was ten opzichte van vorig jaar, stagneert deze in het derde kwartaal.
Dit blijkt uit onderzoek naar faillissementen in het Nederlandse bedrijfsleven door Dun & Bradstreet. Het totaal aantal faillissementen stijgt in het derde kwartaal licht met 1 procent ten opzichte van Q3 vorig jaar. Het totaal aantal ondernemingen dat in het derde kwartaal over de kop ging, zal op circa 1.650 uitkomen. Jan Willem de Vries, algemeen directeur van Dun & Bradstreet: โHoewel in de eerste helft van 2011 een duidelijke daling van het aantal faillissementen te zien was, blijkt deze daling nu te stagneren. Dit kan natuurlijk het gevolg zijn van de dubbele dip. Bedrijven die net aan het opkrabbelen waren, kunnen niet nog een financiรซle tegenslag aan.
Slechte zomer, slechte zaken
Vooral de horeca, bouwsector en zakelijke dienstverlening hebben het zwaar te verduren gehad in de zomerperiode. In de zakelijke dienstverlening steeg het aantal faillissementen met 11 procent, in de bouwsector was dit zelfs 17 procent. De horeca spant de kroon met 31 procent meer faillissementen ten opzichte van Q3 in 2010. De Vries: โDe slechte zomer heeft er absoluut aan bijgedragen dat veel horecazaken de deuren moesten sluiten. Gezien de sombere economische voorspellingen is de verwachting dat deze trend in het vierde kwartaal doorzet.
Grote verschillen provincies
Het aantal faillissementen verschilt enorm per provincie. In Friesland (53 procent) en Zuid-Holland (19 procent) is de stijging van het aantal bedrijven dat bankroet ging het grootst. Bij de provincie Friesland is dit verschil veroorzaakt door een opvallend laag aantal faillissementen in het derde kwartaal van 2010. In Groningen (-45 procent) en Zeeland (-33 procent) is daarentegen een flinke daling zichtbaar. Hieronder een kort overzicht van de ontwikkeling per provincie in het derde kwartaal, ten opzichte van 2010:
1. Friesland (53 procent)
2. Zuid-Holland (19 procent)
3. Overijssel (12 procent)
4. Limburg (9 procent)
5. Noord-Holland (3 procent)
6. Gelderland (-6 procent)
7. Noord-Brabant (-7 procent)
8. Utrecht (-9 procent)
9. Flevoland (-14 procent)
10. Drenthe (-18 procent)
11. Zeeland (-33 procent)
12. Groningen (-45 procent)